Sensorische integratietherapie

Zintuigelijke prikkelverwerking

Maar wat is nu sensorische integratie?
Eenvoudig gezegd is sensorische integratie, of ook wel sensomotorische integratie genoemd, het vermogen om informatie vanuit de wereld om ons heen en vanuit ons lichaam op te nemen, te selecteren en de verschillende stukjes informatie met elkaar te verbinden zodat wij er op de juiste manier op kunnen reageren.
Vaak is zo’n waarneming aanleiding voor ons om iets te doen of juist niet te doen. Maar ook bij dagelijkse activiteiten zoals eten en aankleden, maken we gebruik van de informatie van deze waarnemingen.Bij sensorische integratie neemt, naast het kijken en luisteren naar, het voelen van, het aangeraakt worden, het bewogen worden en het voelen in welke houding je je bevindt en welke bewegingen je maakt, een belangrijke plaats in.

De ontwikkeling van de sensorische integratie begint al tijdens de zwangerschap. In de baarmoeder voelt de baby het vruchtwater om zich heen en voelt de moeder bewegen. Na de geboorte komt het kind in aanraking met allerlei prikkels via het contact met zijn omgeving, zoals het licht, geluid en aanraking. Deze ontwikkeling van de sensorische informatieverwerking gaat stapje voor stapje in een min of meer voorspelbare volgorde.

Tijdens ons hele leven nemen wij voortdurend boodschappen van ons lichaam en omgeving op en we selecteren en verbinden ze met elkaar. Alle zintuigen spelen een belangrijke rol bij het richten van de aandacht en het waarschuwen voor gevaar. Zij zorgen er vooral voor dat we niet vallen. Als we niet kunnen vallen is het pas veilig om te bewegen. Door het bewegen krijgen we informatie van onze spieren en gewrichten over onze houding en bewegingen. Vooral hierdoor is bewegen leuk en ontstaat de ‘lol’ van bewegen, let je op wat je aan het doen bent en kun je dingen leren.

Bij problemen met de sensorische informatieverwerking is het signaal van het tast-,spier- en evenwichtsgevoel te zwak of te sterk en de informatie vanuit het gehoor en het zien te veel of te weinig. Als het signaal te zwak is, geven we deze zintuigprikkels te weinig aandacht, terwijl dat wel zou moeten. Als het signaal te sterk is reageren we alsof we in gevaar verkeren, terwijl dat niet zo is. We richten onze aandacht op een verkeerde manier en merken onze eigen bewegingen onvoldoende op. Hierdoor gebruiken we de informatie uit onze spieren en gewrichten te weinig en ontstaan problemen met de concentratie en het leren van dingen.